zaterdag 12 december 2009

Obese engel

Zo, hij staat weer. Blingbling in overwegend roze. Een aantal takken is bedekt met een laagje spuitsneeuw. Een vorm van versiering die, wat mij betreft, nog het meest lijkt op acute takkenschimmel. Dochter echter, geïndoctrineerd door een klasgenootje wier moeder zo’n spraybus mee naar school had gegeven om de klassenboom mee te belagen (was zij lekker van die zooi af), meent hiermee de ultieme compensatie voor een overigens sneeuwloos bestaan te hebben gevonden. En vooruit, kerstbomen opleuken blijft toch het prerogatief van het kind. Al voel ik me niet te beroerd om op momenten dat het esthetisch echt uit de bocht dreigt te vliegen op subtiele wijze bij te sturen.

Drie bonte vogeltjes knus op één tak (‘Kunnen ze fijn samen spelen, mam’) die daardoor vervaarlijk doorbuigt naar poezenklauwenhoogte. Een kerstmannetje, dat bij ons nooit verder zal komen dan verveeld rondhangen in een dennenboom simpelweg omdat hij de concurrentie met Sint niet kan doorstaan. Een stervormige piek die, vanwege een te iel toptakje en mijn gebrek aan motivatie om een en ander met een snoeischaar te lijf te gaan, niet fier omhoog wijst, maar als in vrolijke dronkenschap onheilspellend ver naar links hangt. Geheid dat wij hier voor de kerst nog vallende sterren zien. En dan de obese kerstengel, mijn favoriet. Ooit door dochter in de kleutergroep gefabriekt van iets te slap brooddeeg, waardoor een vormeloos hoopje goedertierenheid ontstond. Vleugels, hoofd en lijfje golven op aandoenlijke wijze over en door elkaar. Een rood likje verf waar het mondje moet zijn, wat goudkleurige vederstreepjes op het bochelige rugje.

Onder de boom, de kerststal. Met daarin een dubbele vertegenwoordiging van de heilige familie. De uit een kunsthandel afkomstige figuren uit mijn ouderlijk huis met daarnaast hun dubbelgangers, door een familielid meegenomen uit een ver exotisch land. Volgens dochter hebben ze beide evenveel recht op een plek in het eenvoudige uit hout opgetrokken onderkomen (als dat geen mooie kerstgedachte is). Twee ossen, twee ezels, twee schaapjes, twee Josephs, twee Maria’s, twee Jezussen. ‘Goh’, mijmer ik, ‘wat als Jezus nou een tweeling was geweest? Twee kindekes teer, twee Christussen, twee verlossers? Wat denk je? Zou de wereld er dan anders uit hebben gezien?’ Dochter, niet ontvankelijk voor filosofische vraagstukken, herpositioneert de messiassen en antwoordt: ‘Ik denk het niet, mam. Maar ze hadden het samen vast gezellig gehad.’

donderdag 15 oktober 2009

Schompes

Oeps, meer dan een maand niks geschreven. Dat wil zeggen: ik schrijf me het schompes. Voor klanten. En zolang niemand me voor mijn briljante columns betaalt, gaat broodschrijfwerk voor. Mooie uitdrukking trouwens: ‘je het schompes werken’. Etymologie lastig te achterhalen. Volgens sommige bronnen zou schompes schuim betekenen. Ik werk me het schuim (op de bek).

Anyway. Toch nog 41 bezoekers gehad hier, ondertussen. Argeloze nieuwelingen die toevallig langs zwierden, onkundig van het feit dat hier al heel lang helemaal niets gebeurt? Of die ene vaste klant die kermend van ontwenningswoede na 41 pogingen buutvrij-joos voorgoed uit zijn favorieten elimineerde?

Inactiviteit is, zo lees ik overal waar je over blogs kunt lezen, de nekslag voor een blog.

Vandaar deze activiteit. Een bondige activiteit. Een wellicht kort door de bocht activiteit. Een strak getime-managede activiteit. Want tijd voor meer activiteit zit er tijdelijk niet in.

Terug naar het schuim.

woensdag 2 september 2009

Mad Women

Mad Men schetst een, vaak huiveringwekkende, wereld waarin mannen - peuk in de mondhoek, glas whisky in de hand – de dienst uitmaken op de werkvloer en waarin vrouwen het zelden verder schoppen dan tot kantoorsloof annex voetveeg annex object van al dan niet gewenste intimiteiten (sois belle et tais toi).

Prachtig uitgewerkte karakters, intrigerende verhaallijnen en spitse dialogen. En niet te vergeten de aankleding die, als je zoals ik een hang hebt naar de mode van de fifties en de sixties, werkelijk om te kwijlen is. Al die jurkjes wil ik. Met bijbehorende schoenen en tassen. Doe me maar gewoon de complete garderobe’s van Betty en Joan. En zelfs bij Peggy zit er nog wel wat tussen waar ik mijn neus niet voor ophaal. Waarom hangt er geen Mad Women-collectie in de winkels?!

Maar afgezien van de kleding (ook Don Draper is niet te versmaden in zijn strakgesneden pakken) is er weinig in de serie wat aanleiding geeft naar die periode terug te verlangen. Wat een geluk dat er in de afgelopen vijftig jaar zoveel is veranderd.

Hoewel? Een beetje googelen leert dat anno 2009 tien van 125 Nederlandse reclamebureaus gerund worden door vrouwen en dat in de top 50 van meest bekroonde copywriters en artdirectors sinds 1990 welgeteld één vrouw staat. Op nummer 50 (marcom500, hall of fame).

Huiveringwekkend.

Waar zijn ze, de mad women? De Peggy’s die zich door een woud van (zelfgenoegzame, territoriumdriftige) heren een weg naar de top en/of de prijzenkast weten te banen. Bonken zij vruchteloos tegen een plafond van gewapend glas? Ontberen ze ambitie of zijn hun rechterhersenhelften simpelweg minder geproportioneerd dan die van hun mannelijke collega’s?

Zijn de bureaus van de 21ste eeuw, voorzien van een vrouwvriendelijk 'grijp je kans, hier kan alles–vernisje', eigenlijk gewoon Sterling & Coopers in disguise? Dan stel ik voor dat wij reclamedames de jarretelgordels bij onze moeders uit de mottenballen trekken en ons met z’n allen in van die beeldige jurkjes met punttieten en wespentailles hijsen. Dat zal in elk geval de nodige aandacht opleveren. En misschien wel een nieuwe reclameprijs. De ‘Joan-of-the-Year-Award’ ofzo.


P.S. Gezocht: creatieve dames om een weergaloze Mad Women-collectie te ontwerpen, een adembenemende reclamecampagne in elkaar te draaien en één en ander, zowel artistiek als commercieel, tot een huiveringwekkend succes te maken.


maandag 17 augustus 2009

Kampeerdersprozac

Waar kampeerliefhebbers en kampeerhaters tegenover elkaar komen te staan, doemt vroeger of later steevast ‘dé wc-rol’ op. In de wc-rol balt zich samen wat de kampeerwalger zoal haat aan kamperen. Meestal ongeveer als volgt verwoord: ‘Ik-ga-toch-zeker-niet-met-een-wc-rol-onder-de-arm-over-een-kampeerterrein-lopen-zodat-al-die-andere-stakkers-van-uur-tot-uur-kunnen-bijhouden-wat-mijn-schijtritme-is.’ De kampeerliefhebber haalt hierover zijn schouders op. Kan hem het schelen. Hij is de koningin niet.

Hoewel ik zelf kampeer – om diverse goed verdedigbare redenen, zoals de vermeende heilzame werking van het permanent onder de nagenoeg naakte hemel verkeren en de rijkelijk voorradige uitleefkansen voor het bleekneuzige stadskind – voel ik mee met de afkerigen.

Hierom.

Jarenlang bezorgde niet zozeer de wc-rol onder de arm mij nachtmerries, maar het in het geheel niet toekomen aan zo’n rol. Tot niet zo heel lang geleden was de staat van de gemiddelde campingplee zo erbarmelijk dat het betreden van een kampeerterrein voldoende was om terstond al mijn lichaamsuitgangen op slot te doen gaan. Kamperen stond voor mij gelijk aan niet poepen. En ik kan je vertellen, dat is een paar dagen niet leuk, maar na een week of twee wordt het echt een chagrijnige aangelegenheid. Op mijn vakantiemeeneemlijst stond dan ook met stip op één: laxeermiddel. Dulcolax was mijn vakantieprozac. Mijn sedatief in tijden van hoge nood. Daarmee echter was het probleem nog niet getackeld. Het kampeersanitair werd er geen spat schoner van. Dat was nog steeds zum kotzen. En op nog meer viezigheid zat niemand te wachten.

Om de vakantie toch een beetje gezellig te houden, moesten mijn kampeergenoten zich noodgedwongen onderwerpen aan het volgende ritueel. Op dagen dat ik naar de pillen greep, lieten wij cultureel erfgoed, ruisende bossen (voor sommigen overigens ook prima voor een sanitaire stop, maar bij mij heeft het nooit gewerkt), sprankelende beekjes en overige wereldwonderen links liggen om op jacht te gaan naar een kraakheldere wc. Grote warenhuizen met smetvrezige toiletdames en poepchique (nomen est omen) restaurants waren favoriet. In het eerste geval kon na wat obligaat geblader tussen jurkjes of in boeken op het moment suprême meteen tot actie worden overgegaan. In het andere nuttigden we eerst keurig een kopje koffie, eventueel met taartje. Na gedane zaken trad een periode van hervonden vakantievreugde in en bleek de camping opeens weer een heerlijk plekje onder de zon.

Godzijdank is de hygiëne op campings in binnen- en buitenland
de laatste jaren een stuk verbeterd. Zodanig dat zelfs ik er niet meer subiet van dichtklap. Inmiddels loop ik redelijk ontspannen van tent naar toiletgebouw. Met rol. Niet onder de arm, maar in een charmant tasje, waarin ik ook nog wat andere nuttige zaken kan verstoppen(!). Just in case.

donderdag 2 juli 2009

Weer in LA

In Amsterdam loopt de temperatuur op naar een graad of 30 vandaag, maar hoe is het weer in LA?
Don't care?
Kijk toch even hier - al is het maar voor een zonnig humeur -

http://www.davidlynch.com/dailyreport/index.html

Met dank aan de onvolprezen David Lynch.

vrijdag 22 mei 2009

Muis

Bind mij vast en laat 9 spinnen aan kleverige zelfgesponnen draadjes langzaam naar beneden zakken. Prik mij op 32 plaatsen lek om een barstensvolle zak bloed te oogsten. Boor mijn kiezen door op zoek naar ontstoken wortelkanalen of ander gebitgerelateerd ongerief. Ik geef geen krimp.
Maar stel mij niet bloot aan het fenomeen muis. De muis appelleert aan sluimerende doch omvangrijke angsten in mij. Dat vermoed ik althans, want waarom anders verlies ik bij het aanschouwen van het objectief gezien onschuldige grijzige wezentje terstond alle controle? Ik verander in een gillende krankzinnige die geen bruikbare gedachte meer voortbrengt.

Het voordeel van het hebben van een kat is dat de gemiddelde muis het wel uit z’n hoofd laat genoeglijk door je huis te gaan marcheren op jacht naar pastavoorraden en wat dies meer zij. Het nadeel van het hebben van een kat is dat die de muis, bij gebrek aan inwonende exemplaren, gewoon zelf vanuit de binnentuinen importeert. De kat heeft geen vermoeden van angsten. De kat denkt: 'Laat ik de baasjes eens een plezier doen met een krakend vers veldmuisje'. Dat denkt de kat. Vooral in het voorjaar en vooral heel onverwachts.

Zo ook afgelopen zondagochtend. Net onder de douche vandaan, hoorde ik het kattenluik klepperen zoals het alleen kleppert als er grote opwinding bij de kat in het spel is. In een flits zag ik het beest het halletje doorstormen, iets uit haar bek omhooggooien, het met beide voorpoten weer beetpakken om het achtereenvolgens een linkse en een rechtse directe te verkopen. In de split second waarin dit gebeurde had ik mij al krijsend achter de kamerdeur verschanst: ‘Een muis! Ze heeft een muis. Oh bugger (het nieuwe ‘k’-woord sinds ik mezelf een ‘k’-woordverbod heb opgelegd). Wat moet ik nu. Een muis! Ga weg rotkat. Donder op met dat kreng’, en zo verder… Dochter-grootste-dierenvriend-ooit begon van de weeromstuit lustig met mij mee te joelen.

Hier paste maar één remedie en die remedie heet man. Ik ben niet voor een kleintje vervaard, maar er zijn problemen waarop man het enig effectieve antwoord is. Nou hebben we er zelf niet altijd een bij de hand, maar mijn portiek grossiert gelukkig in stoere buufvriendelijke exemplaren. Het was dus zaak om er daarvan een te pakken te krijgen. En snel. Maar daarvoor moest ik eerst ongeschonden het huis uit zien te komen. Geen sinecure. Er moest een met muis voetballende kat gepasseerd worden. Met de moed van de waarlijk wanhopige waagde ik de sprong. Vliegensvlug door het halletje, voordeur open en op een buurbel gedrukt. Buurman - ook nog gezellig in ochtendjas – had aan een paar gestamelde woorden genoeg om te begrijpen hoe hoog de nood was. Gedecideerd betrad hij de plaats delict en viste – voor de verwonderde ogen van de kat die tegen deze concurrentie niet was opgewassen - met een stukje keukenpapier het vervloekte creatuur van de vloer: ‘Hij leeft nog hoor’. Dochter was schoorvoetend dichterbij gekomen en samen bestudeerden ze de inhoud van het witte papiertje. ‘Kijk maar, je ziet ‘m ademen’. Dochter vertederd: ‘Hij is eigenlijk heel schattig. Oh, die kleine pootjes’. Ik rilde. Gedeelde dierenliefde deed buurman en dochter besluiten het bibberende beestje in de struiken voor het huis te vlijen, waar het ver weg van wrede kattenklauwen misschien in staat zou zijn het leven weer op te pakken. Ik vond het prima, zolang de kans op terugkeer onder mijn dak maar nul was.
Enkele uren later ging dochter op inspectie. Muis lag er nog. Bewegingloos. Het was 'm niet gelukt. Muis was dood. Arme muis.

dinsdag 12 mei 2009

Playmobilgesprek

  • De mannenpoppetjes kan ik niet vinden, dus die vader is dood.
  • De moeder heeft wel 7 kinderen! Helemaal alleen dan hè?!
  • Ja, sorry, maar ik kan die mannetjes echt niet vinden. Jij hebt ze kwijtgemaakt.
  • Dat lukt haar nooit. Zéven kinderen dat is vetveel.
  • Pakken we toch die Barbieman d’r bij?
  • Die is keigroot!
  • Wat maakt dat nou uit?
  • Hij past niet eens in het huis. En niet in het bed.
  • Dat is juist goed. Anders heeft die moeder straks 8 kinderen.

donderdag 23 april 2009

Rokjesdag zal nooit meer hetzelfde zijn

Lag hij voor een raam en zag hij ze lichtjes fladderend aan zich voorbijtrekken? Was hij nog in staat vanaf een terras zelf vast te stellen dat de dag was aangebroken? Een week of twee geleden durfden wij vrouwen het aan ons voor het eerst in het seizoen in een zomers rokje te hullen en onze winterblanke benen aan de zon en de blikken van onze medemens bloot te stellen.

Voorheen ging dat bij mij met schroom en aarzeling gepaard. Is het echt al warm genoeg? Loop ik niet compleet voor gek met die melkflessen? Sinds Martin Bril een aantal jaren geleden een naam gaf aan de eerste echte voorjaarsdag, maakte het me opeens veel minder uit. Het is lente en ik heb een zwierig rokje. Voorwaarts, de straat op. Laat ze kijken. Laat ze lachen. Laat ze fluiten. Kan mij het schelen. Het is rokjesdag!

Bril is dood. Nooit meer een nieuw verhaal dat in een o zo alledaagse sfeer ragfijn de menselijke eigenaardigheden blootlegt. Nooit meer een nieuw vrolijk of tot nadenken stemmend inzicht van de meester van de column. Rokjesdag komt volgend jaar gewoon weer terug. Maar het zal nooit meer hetzelfde zijn.

donderdag 16 april 2009

Koninginnedagturk

Ergens om en nabij half april verander ik langzaam in een Turk. Er komt een handelsdrift in mij naar boven waaraan de gemiddelde verkoper in de Grote Bazaar in Istanbul een puntje kan zuigen. Koortsachtig struin ik kasten en schuur af op zoek naar verkoopwaardige ingrediënten. Vaasjes, schaaltjes en kandelaars die mij ooit interieurtechnisch heel verantwoord leken, worden nu rücksichtslos versmaad. Te klein geworden kinderkleding, te kinderachtig geworden speelgoed, afgedankte rokjes, vestjes, schoenen en wuft accessoirespul, spelletjes waarvan wij hier thuis de regels nooit hebben kunnen doorgronden, een stapel boeken (categorie 'prima voor op de camping, maar in de boekenkast pronk ik liever met wat diepzinnigers'), het gaat allemaal in de grote verkoopdoos. Alles schoon en heel. Allicht. Een koninginnedagturk heeft haar beroepseer.

En dan is het zover. Samen met vriendin vertrek ik op 30 april voor dag en dauw naar onze favoriete stek ergens in Zuid. In het donker en omringd door oranjegekleurde soortgenoten stallen we onze waar zo aanlokkelijk mogelijk uit. In het schijnsel van zaklantaarns proberen de morgensterren hun slag nog voor het ochtendgloren te slaan. We geven ons echter niet zomaar gewonnen. Er moet onderhandeld worden. Het loven en bieden kan beginnen.

- Wat mot dat sjaaltje kosten?
- Drie eurootjes.
- Eén.
- Maar het is een echte Oilily.
- Een watte?
- Da’s een heel duur merk.
- Ja, dat ben ik ook. Maar ik heet gewoon Jan.
- Oké Jan. Dan mag ie voor 1,5 weg.

- Geestig giletje. Wat is dat ook weer D&G?
- Dolce&Gabbana. Ik heb ‘m ook maar van Marktplaats hoor.
- O, helemaal leuk voor mijn zoontje.
- Houdt ie van Italiaanse mode dan?
- Nee joh, hij zit op de vrije school en als ie hiermee aankomt... dat kan echt niet. Lachen! Voor 4 euro neem ik ‘m mee.
- Jij mag ‘m voor 3,5.

- Mevrouw, wat wilt u hiervoor hebben?
- 1 euro mevrouw.
- Is 50 cent ook goed mevrouw?
- Nou vooruit mevrouw, omdat het Koninginnedag is.
- Eh, mevrouw. Wat is het eigenlijk?

donderdag 26 maart 2009

Geen vervrouwingsdrang







(zie adformatie nr. 15, 2009, p. 17)

zaterdag 21 maart 2009

springlust



Posted by Picasa

donderdag 12 maart 2009

Rotschop

‘Wat bedrijven nodig hebben is een kick-ass-mentaliteit’, poneert de snelle marketingjongen in het zoveelste artikel over wie wat wel of vooral niet moet doen om in deze bizarre tijd te overleven.
Nou ben ik niet echt een bedrijf, maar wel altijd bereid mezelf en mijn daden onder het vergrootglas der zelfreflectie te leggen. Beschik ik over die blijkbaar onontbeerlijke gave om onder reten te schoppen?

Ik zou zeggen van ja. Treuzelaars in het verkeer, besluiteloze druiloren bij de bakker, vormeloze exemplaren in onappetijtelijke broeken, verstokte weifelaars die hun levensvervulling lijken te hebben gevonden in: zal ik wel, zal ik niet, zal ik zus, zal ik zo… Ik zou ze graag een rotschop verkopen. Slechts de vrees in een serieus en bloedig voetgemeen het onderspit te delven, weerhoudt me.

Maar is dat de mentaliteit die meneer kick-ass voor ogen heeft? Vast niet. Wat hij waarschijnlijk bedoelt is dat je zo hard moet werken als je werken kunt, het beste moet bedenken wat je bedenken kunt, het mooiste moet fabrieken wat je fabrieken kunt en je klant zo blij moet maken als je een klant blij maken kunt. Dat is het. Simpele oud-Hollandse arbeidsmoraal, opgepoetst naar olijk marketingjargon. Net als out-of-the-box (denk nou eens buiten je doos, doos), state-of-the-art (wij kunnen het mooiste kunstje), en zo verder.

Gaat het om wat je bedoelt? Of gaat het om hoe je het zegt? Tja, that’s the question.
Get your ass off that box and go out of the state to kick some art.

dinsdag 3 maart 2009

It Bag

  • Wat is ie mooi!
  • Dus die heet Kelly?
  • Ja, naar Grace .
  • O, ik dacht aan een foute bn’er.
  • Hier hou jij mijn tasje ff vast, dan probeer ik ’m.
  • Ok, Annie.
  • Wauw! Moet je zien.
  • Wat ik zie, is een bedrag met 4 nullen!
  • Maar dan heb je ook wat. De moeder aller It Bags.
  • It sucks zul je bedoelen.

&:

maandag 23 februari 2009

LS!

De lezer heil!!! Wat fijn dat JIJ er bent!
Maar WIE ben je? Een bondgenoot? Een lotgenoot? De tegenpartij? Een toevallige passant? Die Franse artistiekeling van drie blogs verderop (gaat dat zien!)?

De stats geven aan dat dit pasgeboren blog veel wordt bezocht. Jij, de gemiddelde lezer (niet dat jij gemiddeld bent, begrijp me goed, jij bent juist heel speciaal) blijft ruim 5 minuten hangen. Hoera!

WIE ben jij eigenlijk? Maak je bekend. Doe gek en tik eens een stukkie terug. Of maak het echt bont en word VOLGER!
Follow me
Everything is alright
I'll be the one to tuck you in at night
And if you want to leave
I can guarantee
You won't find nobody else like me
[uncle tucker]

Wacht! Misschien moet ik een gelikte mail & winactie* doen? Dat als jij pakweg voor 10 maart mijn VOLGER wordt, dat je dan – ik roep maar wat – een spekpannenkoek wint of een geheel onverzorgd weekend in mijn met houtrot doordrenkte tuinhuis. Best guerrilla, toch? Of een dolgeestig columnpje over een onderwerp van jouw keuze. Is dat wat?


*voorwaarden in de kleine lettertjes

woensdag 18 februari 2009

zaterdag 14 februari 2009

14 februari

  • Piepklein bosje rozen?
  • Nee. En ook geen hartjeskaars van de Blokker.
  • Paar bonbonnetjes dan? Je weet hoe vrolijk ik daarvan word.
  • Ik doe er niet aan mee!
  • Je bent de saaiste, ongevoeligste, liefdelooste…
  • Jij wilt dus geïnstitutionaliseerde romantiek? Getverdemme.
  • Kusje?
  • Geen denken aan. Morgen ben je de eerste.

maandag 9 februari 2009

Voor jou opa. Met dank aan AH.

De foto van mijn vader staat op een plankje in mijn ‘boudoir’, tezamen met tekeningen, andere afbeeldingen van dierbaren, kaarsjes en meer van dat soort parafernalia. Tegen het fotolijstje leunt sinds een paar dagen een rijtje voetbalplaatjes: spelers van PSV en als eyecatcher het glimmende plaatje met het clublogo. Ze zijn daar neergezet door dochter met de welwillende medewerking van ‘s lands slimste kruidenier. Opa is er niet meer, maar zijn kleindochter is in de paar jaar dat ze hem heeft gekend, doordrongen geraakt van het besef dat voetbal in het algemeen en de Eindhovense club in het bijzonder een grote rol in zijn leven speelden. Wat wil je van een rasechte brabo die in zijn jeugd zelf een niet onverdienstelijk balletjestrapper was, die menigmaal mocht scoren voor het beruchte Marvilde? Nu nog steken wij als we toevallig via radio of tv vernemen dat PSV heeft gewonnen de duimen naar elkaar op en kijken even naar boven: ‘Hé (o)pa, ze hebben het weer geflikt. Gefeliciteerd!’

Dochter heeft verder niks met voetbal of voetballers, maar wat niemand vermag dat vermag AH. De voltallige Nederlandse jeugd zeurt de ouders de oren van de kop om de overwinteringsvoorraden eens flink aan te vullen – er kan toch zomaar opeens 4 meter sneeuw vallen en erwtensoep smaakt ook best in de zomer - want er moeten wagonladingen volslagen onbekende voetballers met vaak onuitspreekbare namen worden binnengeharkt. Die worden dan vervolgens op het schoolplein geruild en verhandeld op een wijze die mij volstrekt ontgaat, maar die er bij dochter toe leidt dat zij ’s ochtends met 134 stuks de deur uitgaat en er ’s middags nog 6 over heeft. En hoewel zij hier absoluut niet onder gebukt lijkt te gaan, leek mij enig onderricht in de kunst van het opportunistisch zaken doen wenselijk. Toen zij dus vorige week een naam in een gloednieuw pakje aantrof die zelfs bij ons een bel deed rinkelen, bedacht ik hardop dat dit het moment was om snoeihard te gaan onderhandelen. Klaas-Jan Huntelaar bleek schaars en was volgens dochter op school dus zeer gewild. Verheugd over haar mooie vangst en vastberaden om er een historische transfer van te maken toog zij naar school…, waar zij het plaatje binnen 12 seconden overdroeg aan een klasgenootje. Niks op het scherpst van de snede, gewoon gratis, voor noppes, omdat het zo’n leuk jongetje is. Wat kon Klaas-Jan haar ook eigenlijk schelen? Ooit voetbalde hij weliswaar bij PSV, maar daar hebben we nu niets meer aan. Nordin Amrabat, Erik Pieters, Danny Koevermans, Carlos Salcido, daar moeten we het van hebben. En zij hebben dan ook de eer om hier in huis te blijven. Op het fotoplankje bij opa.

vrijdag 30 januari 2009

ELEVATOR PITCH!

  • En dan vertel je dus in 30 seconden wat jouw talenten zijn, waar jij briljant in bent.
  • Briljant?
  • Ja, waarom ze jou moeten hebben en niemand anders.
  • Hmm...
  • Probeer ’t maar eens. Is heel nuttig hoor.
  • Nou, ik ben dus nogal goed in eh, dingen …en ook tamelijk intelligent. Afgestudeerd in…, nou ja dat was best wel vaag, maar toch. Volgens sommige vrienden ben ik vrij origineel. Beetje artistiekerig. Knutselen, freubelen. En ik heb humor. Echt wel lachen met mij hoor. Verder ben ik behoorlijk snel. Op de fiets – zoefff - iedereen voorbij. O, en natuurlijk aardig, altijd een vriendelijk woord. Dat meisje bij Albert Hein zei laatst dat ze nog nooit…
    Is de tijd nu al om?
  • Dat ging echt al best goed hoor!
  • Wacht, ik weet er nog één. Ik ben opvallend goed in trappen lopen. Naar de 28ste verdieping in 30 seconden? Ik draai er mijn hand niet voor om. Da’s echt een groot talent van mij.

dinsdag 20 januari 2009

Lactacyd vaginadialoog

Zegt de ene vagina tegen de andere: 'Je wil niet weten wat ik allemaal heb meegemaakt vandaag. Wat een kutdag!'
Zegt die andere: 'Ga je mond spoelen.'

(de veelbesproken tv-commercial is te bekijken op youtube)

maandag 19 januari 2009

Vrije Lansier

Zzp’er. De term roept beelden op van iemand die lijdt aan een kwaal die gepaard gaat met even onwelriekende als onomkeerbare verschijnselen. Steunkousen en trekzalven mogen hier niet meer baten. Ook de associatie met tbs’er ligt voor het oprapen. Vuig volk met krankjorume aandriften waar je maar beter met een boog omheen kunt lopen.

Ik bén zzp’er, volgens de belastingdienst en aanverwante instellingen die waarschijnlijk weinig op hebben met zwierige bedrijfstakken en flamboyante eenpitters. Een zelfstandige-zonder-personeel’er. Eigenlijk bevalt alleen het eerste woord me. Want daar was het om begonnen: vrij en onafhankelijk zijn. Dat ‘zonder-personeel’, maakt het sneuïg en plakt er een soort brevet van onvermogen aan vast. Alsof ik wel personeel zou willen hebben, maar – daar heb je die ziekte weer – iets onder de leden heb waardoor eventuele kandidaten bij voorbaat de benen nemen. Alsof ik niet goed voor ze zou zijn. Ze, in plaats van 7 keer per dag latte macchiato, slappe doorloopkoffie uit een doorgeroest apparaat voorzet (zelf in te schenken natuurlijk). Ze geen kerstpakket vol hemeltergende zooi gun en ze dagelijks drie uur opsluit in het kopieerhok. Mét de handtastelijk jongen van de postkamer.
Het is toch niet leuk om zo afgeschilderd te worden? Alleen omdat je graag in je eigen, lekker solitaire, geheel zelfgebakken werkwereldje wilt vertoeven.

Nee, noem mij maar ‘freelancer’. Dat komt van vrije lansier en daarvan draafden er een heleboel rond in het meeslepende verhaal over ridder Ivanhoe en zijn kompanen (Sir Walter Scott, 1819). Te paard en uitgerust met elegante lansen - vind maar een treffender metafoor voor de pen van de copywriter - trokken zij ten strijde. Koene ridders en ridderinnekes zonder vrees of blaam die de wereld bestormen, daarbij slechts het goede, het mooie en het edele nastrevend. Er moet weliswaar hier en daar een brandje worden gesticht, wat verkracht, geplunderd en met de grond gelijk gemaakt worden, maar dat is allemaal voor de nobele zaak. Want daar gelooft de vrije lansier in, niet alleen in ongebondenheid, maar ook in het uitdelen van gerichte lansprikjes op de juiste plek om daar te komen waar ie wezen moet.

zondag 18 januari 2009

Herman

Elke ouder met een schoolgaand kind kent Herman, want Herman behoort tot het vaste pakket aan uitwassen van gezelligheid en saamhorigheid die heersen op Nederlandse basisscholen. Toen ik voor het eerst met Herman werd geconfronteerd, ging er een caleidoscoop van gedachten en gevoelens door mij heen. Wat moest ik met deze vreemde snuiter? Moest ik hem warm onthalen? En onverwijld toegeven aan zijn drang tot voortplanting? Want dat – zo begreep ik uit de korte instructie die bij Herman werd verstrekt – was toch zijn voornaamste bestaansreden. Of moest ik terstond paal en perk stellen aan zijn ambitieuze groeiplannen?

Dochterlief was meteen zwaar onder de indruk van Herman. Beloof een kind iets lekkers – Hermans voornaamste strategie – en het gaat subiet overstag. Alle moederlijke waarschuwingen en levenslessen ten spijt. Ik besloot Herman dus nog even het voordeel van de twijfel te gunnen. Gelukkig is het makkelijk kunnen verleggen van prioriteiten een van de betere eigenschappen van dochter. Dus Herman uit het oog – opgeborgen op een veilige plek - was voorlopig Herman uit het hart. In de dagen die volgden werd dochter in beslag genomen door een nieuw rollenspel met playmobielpoppetjes dat er voornamelijk uit bestond ze onder het slaken van schrille kreten van de hoogslaper te laten kukelen.

Ondertussen ontwikkelde mijn relatie met Herman zich in een razendsnel tempo, en niet in positieve zin. Mijn in eerste instantie nog vrij intuïtieve wantrouwen begon steeds vastere vormen aan te nemen. Niet in het minst doordat ik elke keer als ik bij hem in de buurt kwam, geconfronteerd werd met zijn beschuldigende tronie: ‘Komt er nog wat van? Mag ik nu eindelijk?’. Ik maakte me snel uit de voeten en vroeg mij af waar Herman allemaal had uitgehangen voor hij in ons leven kwam. Met wie had Herman zich ingelaten en op welke manier? Droeg Herman niet de sporen van een wild verleden waarvan ik geen weet had, maar waarvan wij wel de onverkwikkelijke gevolgen zouden ondervinden? Kon ik het mijzelf, mijn kind en zij die na ons met hem in aanraking zouden komen wel aandoen om Herman zijn expansieve gang te laten gaan?

Na bijna een week besloot ik dat het tijd was de strijd te beslechten. Gedecideerd stapte ik op Herman af om hem aan mijn laatste oordeel te onderwerpen. Ik bestudeerde zijn witte lobbigheid en bracht toen voorzichtig mijn neus naar hem toe. Ik snoof: hij rook wat zoetig met een onmiskenbare eilucht. Niet echt vies, maar de visioenen van drie dagen durende buikloop en beschuldigende vingers van ouders van vriendinnetjes waaraan wij Herman op onze beurt moesten doorgegeven, kregen toch de overhand. Het was gebeurd. Het vonnis werd geveld. Herman ging down the drain.

Mijn straf volgde uiteraard snel. Diezelfde middag kwam Herman terug in de herinnering van dochter: ‘Hé mam, we moeten Herman nog doen.’ Op mijn bekentenis, omkleed met argumenten waarom Herman echt niet goed voor ons zou zijn geweest, volgde een vernietigende blik. Hoe had ik zoiets kunnen doen? Ik was de ergste moeder ooit! Mijn overwinning op Herman voelde opeens als een pyrrusoverwinning. En ik was ook nog laf genoeg om als troost te verkondigen dat er vroeger of later zeker weer een nieuwe Herman zou zijn. Want Herman* komt altijd terug.


*Herman is een vriendschapscake. Een deel van het deeg wordt doorgegeven aan vriendjes en vriendinnetjes. De ontvanger vult Herman aan met wat ingrediënten, bakt een deel van Herman om zelf op te eten en geeft de rest weer door. Zo kan Herman in principe een heel lang leven leiden... Het recept voor Herman is – voor de liefhebbers – simpelweg te googlen.

zaterdag 17 januari 2009

Narcisjes

Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan of er valt wel weer een ronkend stuk te lezen over opmerkelijk onderzoek zus of belangwekkende enquête zo, uitgevoerd omtrent het fenomeen jeugd. En steevast beloven de uitkomsten weinig goeds. In crèches gedumpte dreumesen lijken rechtstreeks klaargestoomd te worden voor een carrière als drugsdealer of vergelijkbare abjecte doch lucratieve professie. Opgefokte tieners, waaraan pa en ma niet eens meer durven vragen of ze een keertje blijven eten, houden zich nog slechts onledig met het bedreigen van soortgenoten of het in kelderboxen afraggen van het zoveelste breezersletje.

Je zou er als ouder bijna van in een kramp schieten. En, om eerlijk te zijn, als je goed kijkt schuilt er toch in elke hongerige baby een Hannibal Lecter en in elke drenzende kleuter een Engelse hooligan?

Een van de nieuwste ondervragingen heeft tot de conclusie geleid dat onze kinderen narcisten zijn. Narcist komt van Narcissus en dat is een knaap uit de mythologie die hartstochtelijk verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld. Bij gebrek aan een spiegel - die had je toen nog niet - werd hij geheel onverwacht door het rimpelloze water van een vijver getrakteerd op het beeld van zijn fraaie torso en dito weelderige krullenkop. Ik bedoel, geef hem eens ongelijk.

Terug naar de hedendaagse narcistjes die – wij hebben het weer gedaan – door hun ouders zodanig hemelhoog geprezen en speciaal gevonden worden dat enige zelfrelativering er bij het verdorven gebroed niet meer bij is. Doordat ze door hun papa’s en mama’s tot het centrum van de wereld zijn uitgeroepen, raken ze zo vol van hun eigen geweldige ikjes dat het ongezonde vormen aan zou nemen. De egotrippertjes kunnen niet met tegenslagen en teleurstellingen omgaan en lopen daardoor kans op depressies en angsten. Je ziet ze voor je, de arme zielen die, zodra ze het woord nee horen, wegzinken in een inktzwarte poel van misère en als de halfvolle melk is uitverkocht, overgaan tot een vorm van zelfkastijding waar de gemiddelde Flagellant nog een puntje aan kan zuigen.

Maar dan. Uit het zelfde onderzoek blijkt nog iets. Ongeveer het tegenovergestelde namelijk. De navelstaarderige met zichzelf ingenomen blaaskaakjes groeien zomaar opeens ook uit tot initiatiefrijke volwassenen die van doorzetten weten en over het algemeen nogal zonnig in het leven staan! Gewoon leuke mensen dus! Blij met zichzelf en het leven en ze weten nog van doordouwen ook. Ik stel voor dat de onderzoekers nog eens goed naar narcissen gaan kijken. In een bloemperk ofzo.

vrijdag 16 januari 2009

2009 - 't komt wel goed schatje

Kunnen woorden de wereld redden? Zou het zo kunnen zijn dat, als we met z’n allen afspraken om alleen nog positieve termen en optimistische formuleringen te kiezen, deze aardkloot onverhoeds en alsnog zou veranderen in een zonovergoten paradijs, waarin niemand meer iemand oren aannaait en iedereen zingend en elkaar omhelzend door het leven danst?

Het is een aantrekkelijke gedachte na een periode waarin woorden als crisis, omvallen, inkrimpen, rommelbanken, malaise, graaicultuur, dieptepunten en nog meer dieptepunten om het hardst vochten om niet alleen de economie maar ook de gemoedsgesteldheid in een inktzwarte depressie te trekken.
Waarin de Nederlander ook nog eens ‘swaffelen’ (mijn spellingscorrector onderstreept het in venijnig rood) tot woord van het jaar verkoos. Het bijbehorende beeld is minstens zo ontvrolijkend als dat van wanhopige hypotheekbedrogenen en Icesave-pineuten. Wie swaffelt heeft weinig opbeurends aan deze wereld toe te voegen, in daad noch woord.

Als reclameschrijver gebruik ik dagelijks een flinke portie opbouwende, goedgemutste woorden. Er is nog geen bedrijf geweest dat mij heeft ingehuurd zijn product of dienst eens lekker tot de grond toe af te fakkelen en van voor naar achter door het slijk te trekken. Natuurlijk niet. Reclame weet als niets anders de magie op te roepen van betere werelden, mooiere mensen en gelukkiger tijden. En dan kun je heel cynisch gaan doen over dat praatjes geen gaatjes vullen en dat de daad dan ook bij het woord gevoegd moet worden, deep down appelleren die boodschappen toch aan waar we echt van dromen. Stiekem of luidkeels.

Aan de slag dus. Met z’n allen reclame maken voor een positieve wereld, bevolkt door positivo’s die zich slechts uitlaten in positieve oneliners: DNB - Laat je niet in de steek. Bos - Het beste onder de zon. Uw hypotheek of pensioen. - Nooit verrassend. Altijd voordelig. Obama - Omdat je het waard bent. Kortom: ’t komt wel goed schatje*.



*AEG – Appelsientje – vrij naar Kruidvat - L’Oréal - Roosvicee

Het huisbeest Valentijn

Mensen die van dieren houden zijn oké, zo luidt de algemene opinie. Het getuigt van een edele en zachtmoedige aard als je met graagte uit kunt weiden over de karakterschoonheden van je hond en de niet aflatende aanhankelijkheid (maar toch zo lekker eigenwijs) van de poes. Het wil mij in dierenverliefd gezelschap dan ook maar met moeite over de lippen komen dat ik niet zo veel met beesten heb. Het angstzweet breekt me uit als ik in vertrouwen word genomen over de problematische eetgewoontes van de geholpen cyper of de heupdysplasie van de herder. Ik doe mijn best een bezorgde frons tussen mijn wenkbrauwen te toveren en ik pijnig mijn hersens op zoek naar een adequate, meelevende opmerking.

Jarenlang vreesde ik die o zo confronterende vraag (want het antwoord kon mij voor eeuwig verwijderen van degene die hem stelde): ‘Heb jij ook een huisdier’? Ik omkleedde mijn ontkenning met lafhartige excuses over een druk, uithuizig leven waarin het voor een beest niet bepaald aangenaam toeven zou zijn. In plaats van gewoon te zeggen dat ik braakneigingen krijg van blikjes poezenpaté vol met ingrediënten van dubieuze oorsprong en dat ik acuut een hartverzakking zou krijgen van een kat die zijn nagels in mijn designstoel zou zetten (iets wat kattenliefhebbers met designmeubels heel vertederend lijken te vinden). Dat ik honden haat als ik weer eens ben uitgegleden over een dampende drol en dat ik bij het naderen van bepaalde merken viervoeters mijn toch al niet al te geprononceerde kuiten intrek uit angst voor een wellustige aanval van een slijmerige muil. En dan heb ik het nog niet eens over de hamster, die mij veel te veel aan de muis doet denken die dan weer een onbedwingbare aandrang oproept om mij permanent boven op de eettafel te vestigen. Een goudvis? Nèh, ergerlijk introvert, maar ondertussen heel luidruchtig te koop lopen met die hup-Holland-hup-kleur.

De volgende bekentenis gaat dan ook met veel schroom gepaard, want, na jaren van laveren op het ijs dat door dierenvrienden speciaal voor mij zo glad mogelijk werd geboend, is er een huisbeest in mijn leven gekomen. Resultaat van langdurige en standvastige aandrang van een huisgenoot die – het is mijn straf – overstroomt van onversneden passie voor alles wat aaibaar is. Gesterkt door de hoop dat het een zeer onafhankelijk exemplaar zou zijn dat via het kattenluik zo vaak mogelijk de weg naar de wijde wereld van binnentuinen zou kiezen, ging de kogel door de kerk. En daar was onze schildpadpoes, uitgevoerd in elegant zwart met hier en daar een snufje crème en rood. Aanvankelijk probeerde ik haar een beetje te negeren en vooral niet onder de indruk te raken van haar feilloos ingestudeerde capriolen en verleidingskunsten. Maar na wat gezamenlijk doorgemaakte goede en kwade momenten (zo gaan die dingen) heb ik mij uiteindelijk gewonnen gegeven. Valentijn - ik verzin het niet: geboren op Valentijnsdag - is cool. Heel aanhankelijk en toch zo lekker eigenwijs.