maandag 17 augustus 2009

Kampeerdersprozac

Waar kampeerliefhebbers en kampeerhaters tegenover elkaar komen te staan, doemt vroeger of later steevast ‘dé wc-rol’ op. In de wc-rol balt zich samen wat de kampeerwalger zoal haat aan kamperen. Meestal ongeveer als volgt verwoord: ‘Ik-ga-toch-zeker-niet-met-een-wc-rol-onder-de-arm-over-een-kampeerterrein-lopen-zodat-al-die-andere-stakkers-van-uur-tot-uur-kunnen-bijhouden-wat-mijn-schijtritme-is.’ De kampeerliefhebber haalt hierover zijn schouders op. Kan hem het schelen. Hij is de koningin niet.

Hoewel ik zelf kampeer – om diverse goed verdedigbare redenen, zoals de vermeende heilzame werking van het permanent onder de nagenoeg naakte hemel verkeren en de rijkelijk voorradige uitleefkansen voor het bleekneuzige stadskind – voel ik mee met de afkerigen.

Hierom.

Jarenlang bezorgde niet zozeer de wc-rol onder de arm mij nachtmerries, maar het in het geheel niet toekomen aan zo’n rol. Tot niet zo heel lang geleden was de staat van de gemiddelde campingplee zo erbarmelijk dat het betreden van een kampeerterrein voldoende was om terstond al mijn lichaamsuitgangen op slot te doen gaan. Kamperen stond voor mij gelijk aan niet poepen. En ik kan je vertellen, dat is een paar dagen niet leuk, maar na een week of twee wordt het echt een chagrijnige aangelegenheid. Op mijn vakantiemeeneemlijst stond dan ook met stip op één: laxeermiddel. Dulcolax was mijn vakantieprozac. Mijn sedatief in tijden van hoge nood. Daarmee echter was het probleem nog niet getackeld. Het kampeersanitair werd er geen spat schoner van. Dat was nog steeds zum kotzen. En op nog meer viezigheid zat niemand te wachten.

Om de vakantie toch een beetje gezellig te houden, moesten mijn kampeergenoten zich noodgedwongen onderwerpen aan het volgende ritueel. Op dagen dat ik naar de pillen greep, lieten wij cultureel erfgoed, ruisende bossen (voor sommigen overigens ook prima voor een sanitaire stop, maar bij mij heeft het nooit gewerkt), sprankelende beekjes en overige wereldwonderen links liggen om op jacht te gaan naar een kraakheldere wc. Grote warenhuizen met smetvrezige toiletdames en poepchique (nomen est omen) restaurants waren favoriet. In het eerste geval kon na wat obligaat geblader tussen jurkjes of in boeken op het moment suprême meteen tot actie worden overgegaan. In het andere nuttigden we eerst keurig een kopje koffie, eventueel met taartje. Na gedane zaken trad een periode van hervonden vakantievreugde in en bleek de camping opeens weer een heerlijk plekje onder de zon.

Godzijdank is de hygiëne op campings in binnen- en buitenland
de laatste jaren een stuk verbeterd. Zodanig dat zelfs ik er niet meer subiet van dichtklap. Inmiddels loop ik redelijk ontspannen van tent naar toiletgebouw. Met rol. Niet onder de arm, maar in een charmant tasje, waarin ik ook nog wat andere nuttige zaken kan verstoppen(!). Just in case.