vrijdag 22 mei 2009

Muis

Bind mij vast en laat 9 spinnen aan kleverige zelfgesponnen draadjes langzaam naar beneden zakken. Prik mij op 32 plaatsen lek om een barstensvolle zak bloed te oogsten. Boor mijn kiezen door op zoek naar ontstoken wortelkanalen of ander gebitgerelateerd ongerief. Ik geef geen krimp.
Maar stel mij niet bloot aan het fenomeen muis. De muis appelleert aan sluimerende doch omvangrijke angsten in mij. Dat vermoed ik althans, want waarom anders verlies ik bij het aanschouwen van het objectief gezien onschuldige grijzige wezentje terstond alle controle? Ik verander in een gillende krankzinnige die geen bruikbare gedachte meer voortbrengt.

Het voordeel van het hebben van een kat is dat de gemiddelde muis het wel uit z’n hoofd laat genoeglijk door je huis te gaan marcheren op jacht naar pastavoorraden en wat dies meer zij. Het nadeel van het hebben van een kat is dat die de muis, bij gebrek aan inwonende exemplaren, gewoon zelf vanuit de binnentuinen importeert. De kat heeft geen vermoeden van angsten. De kat denkt: 'Laat ik de baasjes eens een plezier doen met een krakend vers veldmuisje'. Dat denkt de kat. Vooral in het voorjaar en vooral heel onverwachts.

Zo ook afgelopen zondagochtend. Net onder de douche vandaan, hoorde ik het kattenluik klepperen zoals het alleen kleppert als er grote opwinding bij de kat in het spel is. In een flits zag ik het beest het halletje doorstormen, iets uit haar bek omhooggooien, het met beide voorpoten weer beetpakken om het achtereenvolgens een linkse en een rechtse directe te verkopen. In de split second waarin dit gebeurde had ik mij al krijsend achter de kamerdeur verschanst: ‘Een muis! Ze heeft een muis. Oh bugger (het nieuwe ‘k’-woord sinds ik mezelf een ‘k’-woordverbod heb opgelegd). Wat moet ik nu. Een muis! Ga weg rotkat. Donder op met dat kreng’, en zo verder… Dochter-grootste-dierenvriend-ooit begon van de weeromstuit lustig met mij mee te joelen.

Hier paste maar één remedie en die remedie heet man. Ik ben niet voor een kleintje vervaard, maar er zijn problemen waarop man het enig effectieve antwoord is. Nou hebben we er zelf niet altijd een bij de hand, maar mijn portiek grossiert gelukkig in stoere buufvriendelijke exemplaren. Het was dus zaak om er daarvan een te pakken te krijgen. En snel. Maar daarvoor moest ik eerst ongeschonden het huis uit zien te komen. Geen sinecure. Er moest een met muis voetballende kat gepasseerd worden. Met de moed van de waarlijk wanhopige waagde ik de sprong. Vliegensvlug door het halletje, voordeur open en op een buurbel gedrukt. Buurman - ook nog gezellig in ochtendjas – had aan een paar gestamelde woorden genoeg om te begrijpen hoe hoog de nood was. Gedecideerd betrad hij de plaats delict en viste – voor de verwonderde ogen van de kat die tegen deze concurrentie niet was opgewassen - met een stukje keukenpapier het vervloekte creatuur van de vloer: ‘Hij leeft nog hoor’. Dochter was schoorvoetend dichterbij gekomen en samen bestudeerden ze de inhoud van het witte papiertje. ‘Kijk maar, je ziet ‘m ademen’. Dochter vertederd: ‘Hij is eigenlijk heel schattig. Oh, die kleine pootjes’. Ik rilde. Gedeelde dierenliefde deed buurman en dochter besluiten het bibberende beestje in de struiken voor het huis te vlijen, waar het ver weg van wrede kattenklauwen misschien in staat zou zijn het leven weer op te pakken. Ik vond het prima, zolang de kans op terugkeer onder mijn dak maar nul was.
Enkele uren later ging dochter op inspectie. Muis lag er nog. Bewegingloos. Het was 'm niet gelukt. Muis was dood. Arme muis.

dinsdag 12 mei 2009

Playmobilgesprek

  • De mannenpoppetjes kan ik niet vinden, dus die vader is dood.
  • De moeder heeft wel 7 kinderen! Helemaal alleen dan hè?!
  • Ja, sorry, maar ik kan die mannetjes echt niet vinden. Jij hebt ze kwijtgemaakt.
  • Dat lukt haar nooit. Zéven kinderen dat is vetveel.
  • Pakken we toch die Barbieman d’r bij?
  • Die is keigroot!
  • Wat maakt dat nou uit?
  • Hij past niet eens in het huis. En niet in het bed.
  • Dat is juist goed. Anders heeft die moeder straks 8 kinderen.