zondag 18 januari 2009

Herman

Elke ouder met een schoolgaand kind kent Herman, want Herman behoort tot het vaste pakket aan uitwassen van gezelligheid en saamhorigheid die heersen op Nederlandse basisscholen. Toen ik voor het eerst met Herman werd geconfronteerd, ging er een caleidoscoop van gedachten en gevoelens door mij heen. Wat moest ik met deze vreemde snuiter? Moest ik hem warm onthalen? En onverwijld toegeven aan zijn drang tot voortplanting? Want dat – zo begreep ik uit de korte instructie die bij Herman werd verstrekt – was toch zijn voornaamste bestaansreden. Of moest ik terstond paal en perk stellen aan zijn ambitieuze groeiplannen?

Dochterlief was meteen zwaar onder de indruk van Herman. Beloof een kind iets lekkers – Hermans voornaamste strategie – en het gaat subiet overstag. Alle moederlijke waarschuwingen en levenslessen ten spijt. Ik besloot Herman dus nog even het voordeel van de twijfel te gunnen. Gelukkig is het makkelijk kunnen verleggen van prioriteiten een van de betere eigenschappen van dochter. Dus Herman uit het oog – opgeborgen op een veilige plek - was voorlopig Herman uit het hart. In de dagen die volgden werd dochter in beslag genomen door een nieuw rollenspel met playmobielpoppetjes dat er voornamelijk uit bestond ze onder het slaken van schrille kreten van de hoogslaper te laten kukelen.

Ondertussen ontwikkelde mijn relatie met Herman zich in een razendsnel tempo, en niet in positieve zin. Mijn in eerste instantie nog vrij intuïtieve wantrouwen begon steeds vastere vormen aan te nemen. Niet in het minst doordat ik elke keer als ik bij hem in de buurt kwam, geconfronteerd werd met zijn beschuldigende tronie: ‘Komt er nog wat van? Mag ik nu eindelijk?’. Ik maakte me snel uit de voeten en vroeg mij af waar Herman allemaal had uitgehangen voor hij in ons leven kwam. Met wie had Herman zich ingelaten en op welke manier? Droeg Herman niet de sporen van een wild verleden waarvan ik geen weet had, maar waarvan wij wel de onverkwikkelijke gevolgen zouden ondervinden? Kon ik het mijzelf, mijn kind en zij die na ons met hem in aanraking zouden komen wel aandoen om Herman zijn expansieve gang te laten gaan?

Na bijna een week besloot ik dat het tijd was de strijd te beslechten. Gedecideerd stapte ik op Herman af om hem aan mijn laatste oordeel te onderwerpen. Ik bestudeerde zijn witte lobbigheid en bracht toen voorzichtig mijn neus naar hem toe. Ik snoof: hij rook wat zoetig met een onmiskenbare eilucht. Niet echt vies, maar de visioenen van drie dagen durende buikloop en beschuldigende vingers van ouders van vriendinnetjes waaraan wij Herman op onze beurt moesten doorgegeven, kregen toch de overhand. Het was gebeurd. Het vonnis werd geveld. Herman ging down the drain.

Mijn straf volgde uiteraard snel. Diezelfde middag kwam Herman terug in de herinnering van dochter: ‘Hé mam, we moeten Herman nog doen.’ Op mijn bekentenis, omkleed met argumenten waarom Herman echt niet goed voor ons zou zijn geweest, volgde een vernietigende blik. Hoe had ik zoiets kunnen doen? Ik was de ergste moeder ooit! Mijn overwinning op Herman voelde opeens als een pyrrusoverwinning. En ik was ook nog laf genoeg om als troost te verkondigen dat er vroeger of later zeker weer een nieuwe Herman zou zijn. Want Herman* komt altijd terug.


*Herman is een vriendschapscake. Een deel van het deeg wordt doorgegeven aan vriendjes en vriendinnetjes. De ontvanger vult Herman aan met wat ingrediënten, bakt een deel van Herman om zelf op te eten en geeft de rest weer door. Zo kan Herman in principe een heel lang leven leiden... Het recept voor Herman is – voor de liefhebbers – simpelweg te googlen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten